Onderbouwing WaardeMeter
De WaardeMeter brengt de intrinsieke motivatie / persoonlijkheid in kaart. Dit om inzicht te krijgen in wat iemand drijft en wat niet, ofwel waar iemand energie van krijgt en wat hem energie kost. Daarmee kan concreet gemaakt worden waar talenten liggen en wat ontwikkelpunten zijn, waar behoeften liggen en hoe eventuele begeleiding of ondersteuning daarop het beste kan aansluiten, ofwel iemand zelf de regie kan nemen over zijn voortgang en ontwikkeling.
Constructen
De gemeten constructen zijn de volgende veertien kenmerken: Flexibiliteit, Onafhankelijkheid, Variëteit, Emotionele controle, Doelgerichtheid, Punctualiteit, Conformiteit, Dilemmasensitiviteit, Sociabiliteit, Altruïsme, Overtuigingskracht, Prestatiemotivatie, Erkenning en Leiderschap. Het gaat daarbij niet alleen om de mate waarin iemand het kenmerk bezit, maar ook in hoeverre dat juist niet het geval is. Dit betekent dat het positief tegenovergestelde van de constructen eveneens worden gemeten.
Doelgroep
De WaardeMeter is in principe voor iedere leeftijdsgroep te gebruiken. Uitgaande van het taalgebruik in de vragen en de soort vraagstelling is het daarbij wel nodig dat de geteste een keuze kan maken uit meerdere opties en minimaal een IQ van 70 of hoger heeft.
Functie
De WaardeMeter brengt in kaart waar iemand affiniteit mee heeft en waar iemand weerstand bij ervaart. Op basis van deze resultaten wordt teruggekoppeld waar talenten en valkuilen liggen en waar iemands aandachtspunten en leerdoelen liggen. Daarmee biedt het aanknopingspunten voor zelfregie, persoonlijke ontwikkeling en professionalisering. Dit zowel vanuit de geteste (zelfinzicht) als voor een eventuele begeleider of coach die op deze wijze meer inzicht krijgt in de manier waarop de ander het beste te benaderen, te begeleiden of te ondersteunen om tot het hoogste leer- /ontwikkelingsrendement te komen.
Theoretische achtergrond
Persoonlijkheid is een samenstelling van kenmerken binnen het individu die relatief stabiel zijn en de interacties met de innerlijke, fysieke en sociale omgeving bepalen. Deze kenmerken helpen gedrag uit te leggen, te begrijpen en te voorspellen. Zo heeft persoonlijkheid invloed op de waarneming en interpretatie van situaties, de keuze van gedragingen en situaties waarin we ons bevinden, op gedragingen naar anderen, en de manier waarop we iets voor elkaar proberen te krijgen (Larsen & Buss, 2010).
De basis: Five-Factor Model/Big Five
Hoewel er diverse persoonlijkheidstheorieën bestaan, is het Five-Factor Model de meest onderzochte en aangenomen theorie. De WaardeMeter heeft zijn wortels dan ook in dit Big Five persoonlijkheidsmodel van Costa & McCrae (1992), zoals beschreven in het OCEAN model, Openness-intellect, Conscientiousness, Extraversion, Agreeableness, Neuroticism, en het latere HEXACO persoonlijkheidsmodel van Lee & Ashton (2004), Honesty-Humility (H), Emotionality (E), Extraversion (X), Agreeableness (A), Conscientiousness (C), and Openness to Experience (O). In dit model zijn de vijf genoemde dimensies de ‘hoofdeigenschappen’, welke bipolair worden gehanteerd. Ieder kenmerk heeft dus ook een tegenhanger. Daarbij geldt dat iedere dimensie bestaat uit sub-dimensies die de specifiekere eigenschappen van de hoofddimensie benoemen. Op deze manier is onder andere de NEO-PI-R persoonlijkheidsvragenlijst samengesteld, welke is ontwikkeld door Costa & McCrae en een veelgebruikt instrument is in de psychodiagnostiek met betrekking tot de Big Five persoonlijkheidskenmerken. In deze vragenlijst worden de hoofdconstructen van de Big Five gemeten aan de hand van een onderverdeling naar onderliggende eigenschappen (Gosling, Rentfrow & Swann, 2003; Larsen & Buss, 2010).
Betekenis: Het kernkwadrant en behoeften
Een eigenschap zegt niet alleen iets over de neiging die iemand heeft, op basis hiervan kan namelijk ook een bredere vertaalslag gemaakt worden naar wat dit in gedrag kan betekenen. Hiervoor heeft Ofman (2007) het kernkwadrant ontwikkeld. Deze ziet kerneigenschappen van een persoon als diens kernkwaliteiten, welke in feite de potentie tot gedrag weergeeft. Een kernkwaliteit is dan ook iets wat iemand altijd heeft en niet aan of uit kan zetten, maar slechts kan “verstoppen of verborgen houden”. Een kernkwaliteit kan teveel worden geuit en zo doorschieten naar een versterkte variant van de kernkwaliteit. Deze wordt een zwakte, ofwel een valkuil (“teveel van het goede”). Het tegengestelde van deze valkuil is hetgeen wat iemand zou moeten leren, zijn uitdaging of leerdoel. Wordt de uitdaging vergroot, dan is dit in feite weer ‘teveel van het goede’ en kan het een allergie worden, met name wanneer anderen het bijbehorende gedrag vertonen. Deze allergie kan het vertonen van de valkuil versterken (Ofman, 2007).
Op basis van dit kernkwadrant wordt in de WaardeMeter de vertaalslag gemaakt naar wat een eigenschap nou eigenlijk betekent. Daarbij wordt het laatste deel uit het kwadrant, de allergie, direct vertaald naar behoeften. Hierdoor wordt inzichtelijk gemaakt wat iemand nodig heeft om te voorkomen dat deze in zijn valkuil schiet. Het blijkt namelijk dat het voorkomen van het vertonen van een valkuil een veel gesteld doel is, evenals het realiseren van de voorwaarden om dit te kunnen voorkomen (Reisz, Boudreaux & Ozer, 2013). Achter onze persoonlijke doelen of behoeften liggen dus vaak persoonskenmerken ten grondslag. Mensen met een bepaalde eigenschap komen dan ook vaak overeen in het soort doelen en behoeften die zij zichzelf opleggen (Reisz, Boudreaux & Ozer, 2013). Daarbij is onderscheid te maken tussen ‘state levels of need’, behoeftes die in een momentopname ontstaan, en ‘trait levels of need’, welke refereert naar een algemene neiging om iets te willen of doen. Deze ‘trait levels of need’ komen overeen met persoonskenmerken (Larsen & Buss, 2010).
Kleurgroepen
Net zoals in het Five-Factor Model en de NEO-PI-R worden de hoofddimensies van persoonlijkheid in de WaardeMeter onderverdeeld in verschillende sub-dimensies: de specifieke persoonskenmerken. De hoofddimensies worden weergegeven aan de hand van vier kleurgroepen, welke vergelijkbaar zijn met de dimensies uit het Big Five persoonlijkheidsmodel.
Geel – Openness
Openheid (Openness) wordt gekoppeld aan experimenteren en houden van nieuwe ervaringen. Een oorzaak hiervoor wordt nog wel eens gezocht in verschillen in informatieverwerking, waarbij mensen die hoog scoren op openheid vaak meer moeite hebben om eerder ervaren stimuli te negeren, zij nemen meer prikkels in de omgeving waar en ontvangen zo ook meer informatie (Larsen & Buss, 2010). Bij Openheid tonen mensen dan ook veelal intellectuele nieuwsgierigheid en zijn zij gedreven om te leren of te begrijpen (Komarraju, Karau, Schmeck & Avdic, 2011). Zij zijn fantasierijk en hebben een voorkeur voor variëteit (Reisz, Boudreaux & Ozer, 2013). Deze mensen krijgen energie van het leren van nieuwe dingen, kennis verkrijgen, hobby’s uitoefenen en reizen (Reisz, Boudreaux & Ozer, 2013). Eigenschappen waaraan gedacht kan worden zijn dan ook creatief, voorstellingsvermogen en intellectueel. Het tegengestelde hiervan wordt gezien in niet creatief, weinig intellectueel en geen voorstellingsvermogen (Larsen & Buss, 2010).
In de NEO-PI-R wordt Openheid in kaart gebracht met de schalen fantasie, verfijndheid, sensatie/gevoelens, verandering, ideeën en waarden. Deze laatste schaal correleert echter weinig met het domein Openheid zoals deze in de verkorte versie van de Big Five Inventory (BFI-10) wordt gehanteerd. In deze vragenlijst wordt het domein gemeten met de vragen ‘Ik zij mezelf als iemand die weinig artistieke interesse heeft’ (omgekeerde score) en ‘Ik zie mijzelf als iemand die een actieve fantasie heeft’ (Rammstedt & John, 2006).
In de WaardeMeter correspondeert de kleur ‘geel’ met het domein Openness. De kleur staat dan ook voor hetgeen hierboven staat geformuleerd en kan worden omschreven met woorden als intellect, denken, onderzoeken, ontdekken, bedenken, voorstellen en afwisselen. Het zijn mensen die graag vanuit hun hoofd bezig zijn, dingen willen begrijpen, nieuwe dingen zoeken, graag uitgedaagd worden, creatief zijn en op eigen benen willen staan. Mensen die niets met deze kleur (of de dimensie Openheid) hebben, houden dan ook meer van routine en duidelijkheid. Zij willen zich kunnen focussen en niet te lang moeten nadenken of opties moeten afwegen. Eigenschappen die onder deze kleur/dimensie vallen zijn Flexibiliteit, Onafhankelijkheid en Variëteit, waaronder in feite respectievelijk de waarneming en fantasie, de ideeën en intellectuele nieuwsgierigheid, en de creativiteit en verandering vallen die het domein Openness omschrijven.
Blauw – Conscientiousness
Nauwgezetheid (Conscientiousness) gaat vooral het vasthouden aan een plan of doel en er op gericht zijn deze te volbrengen. Het betreft onder meer praktisch ingesteld zijn, hard werken, punctueel zijn en betrouwbaar zijn (Larsen & Buss, 2010). Consciëntieuze mensen zijn gericht op het volbrengen van taken, hebben een sterke werkethos en zijn meer geneigd om zich te focussen (Komarraju, Karau, Schmeck & Avdic, 2011). Zij stellen zichzelf veelal vooruitstrevende doelen, welke ook vragen om het kunnen plannen en kunnen volhouden van de inspanning (Reisz, Boudreaux & Ozer, 2013). Uit onderzoek naar de Big Five is gebleken dat kenmerkende eigenschappen voor nauwgezetheid dan ook liggen in georganiseerd, netjes, ordelijk, praktisch, direct en nauwgezet. Tegengestelde eigenschappen hieraan zijn juist ongeorganiseerd, zorgeloos, niet praktisch en slordig. De direct onderliggende facetten aan nauwgezetheid worden dan ook wel verwoord tot competentie, plichtmatigheid, doelgerichtheid, zelfdiscipline en overleg (Larsen & Buss, 2010).
Nauwgezetheid wordt in de NEO-PI-R gemeten met de schalen praktisch, ordelijk, plichtsgetrouw, doelgericht, zelfdiscipline en overweging. Deze laatste schaal heeft de minst sterke correlatie met het domein Consciëntieus in de verkorte Big Five Inventory (BFI-10). In deze vragenlijst wordt het domein gemeten met de vragen ‘Ik zie mijzelf als iemand die geneigd is lui te zijn’ (omgekeerde score) en ‘Ik zie mijzelf als iemand die goed werk levert’ (Rammstedt & John, 2006). De Engelse variant van de NEO-PI-R stelt onder meer de vraag “I keep my belongings neat and clean” (Larsen & Buss, 2010).
In de WaardeMeter komt het domein ‘Conscientiousness’ overeen met de kleur ‘blauw’. De kleur staat voor het doen; praktisch, structuur, regels, traditie, doelen, uitvoeren en plichtsgetrouw. Het omvat onder meer het willen doen zoals het hoort, het willen doen zoals geleerd, het willen van duidelijkheid en gestructureerd en doelgericht aan de slag gaan. Mensen die hier niets mee hebben doen juist liever niet de dingen zoals anderen zeggen dat het moet en houden meer van vrijheid. Zij stellen regels ter discussie en hebben moeite om gedisciplineerd en gestructureerd aan het werk te gaan. Eigenschappen die onder deze kleur/dimensie vallen zijn Doelgerichtheid, Punctualiteit en Conformiteit. Deze bevatten de hierboven genoemde aspecten die bij nauwgezetheid horen, namelijk respectievelijk zelfdiscipline, praktisch en doelgericht, ordelijk en netjes, en plichtsgetrouw en overwegend. Omdat de eigenschap Emotionele controle samenhangt met de andere drie ‘blauwe’ persoonskenmerken, wordt deze ook onder de blauwe categorie geschaard, zij het dat deze tezamen met het persoonskenmerk DilemmaSensitiviteit vanuit de hoofddimensie Neuroticisme komen. Waarom Neuroticisme geen apart onderdeel is in de WaardeMeter, wordt verderop toegelicht.
Groen – Agreeableness
Aangenaamheid (Agreeableness) staat voor het mensgericht zijn, allemaal met elkaar kunnen opschieten (Larsen & Buss, 2010). Mensen die aangenaamheid zijn, zijn over het algemeen te vertrouwen, werken samen en zijn behulpzaam (Komarraju, Karau, Schmeck & Avdic, 2011). Zij gaan conflicten liever uit de weg, vermijden deze situaties of trekken zich daaruit terug. Zij houden juist meer van een harmonieuze en sociale interactie en mensen die samenwerken. De term ‘Agreeableness’ wordt in de Big Five beschreven met woorden als sympathiek, vriendelijk, warm en begripvol. Met als tegengestelde eigenschappen onvriendelijk, niet sympathiek, hard en wreed. Mensen die meer aan deze asociaal benoemde kant zitten gebruiken juist graag hun kracht om sociale conflicten op te lossen, kunnen zich wat agressiever opstellen en zullen ook sneller de confrontatie opzoeken (Larsen & Buss, 2010).
In de NEO-PI-R bestaat het domein aangenaamheid uit de schalen vertrouwen, oprechtheid, altruïsme, inschikkelijkheid, bescheidenheid en medeleven. Dit zijn alle factoren die niet met de overige hoofddomeinen correleren. In de verkorte versie van de Big Five Inventory (BFI-10) wordt dit gemeten met de vragen ‘Ik zie mijzelf als iemand die goed te vertrouwen is’ en ‘Ik zie mijzelf als iemand die geneigd is mankementen bij anderen te zien’ (omgekeerde score) (Rammstedt & John, 2006). Een aansluitende vraag vanuit de NEO-PI-R is bijvoorbeeld “Most people I know like me” (Larsen & Buss, 2010).
In de WaardeMeter correspondeert de kleur ‘groen’ met het domein Aangenaamheid. De groene kleur staat voor mensgericht, sociaal, behulpzaam, idealistisch, verzorgen, sfeergericht en gevoelsbeleving. Het betreft het doen vanuit gevoel, een gevoelsmens zijn, graag een gezellige en prettige sfeer en mensen om zich heen willen, leuke dingen willen doen, helpen en een goed gevoel hebben. Mensen die hier niets mee hebben werken juist liever zelfstandig en alleen, zijn meer gericht op wat moet gebeuren dan welke sfeer er heerst, komen voor zichzelf op en zijn meer zakelijk ingesteld. De eigenschappen die onder deze kleur vallen zijn Sociabiliteit en Altruïsme, welke inhoudelijk overeenkomen met respectievelijk sympathiek, inschikkelijk en vertrouwen, en altruïsme, bescheidenheid en medeleven. Onder de kleur groen valt ook de eigenschap Dilemmasensitiviteit, welke tezamen met Emotionele controle voortkomt uit de hoofddimensie Neuroticisme. Waarom Neuroticisme geen apart onderdeel is in de WaardeMeter, wordt verderop toegelicht.
Rood – Extraversion
Extraversie (Extraversion) komt in diverse persoonlijkheidstheorieën naar voren. In het hiërarchische persoonlijkheidsmodel van Eysecnk wordt dit beschreven als een eigenschap met vele kleinere kenmerken zoals actief, levendig, avontuurlijk of dominant. In het Big Five factor-model bestaat extraversie uit eigenschappen als extravert, assertief, vooruitstrevend en uitgesproken. Extraverte mensen worden omschreven als veel aanwezig in interactie, de leiding nemen en graag de aandacht hebben. Het tegengestelde, introverte mensen, zouden meer stil, verlegen, inhiberend en introvert zijn (Larsen & Buss, 2010). Uit onderzoek blijkt dat introverte mensen onder meer als doelen kunnen stellen dat zij minder verlegen en meer spraakzaam, assertief en zelfverzekerd zouden willen zijn (Reisz, Boudreaux & Ozer, 2013), eigenschappen die juist weer meer onder extravert worden geschaard. Extraverte mensen hebben dan ook vaak een grotere impact op hun omgeving en bekleden vaker een leiderschapspositie dan mensen die meer introvert zijn (Larsen & Buss, 2010).
In de NEO-PI-R bestaat het domein extraversie uit de schalen warmte/hartelijkheid, sociaal, assertief/dominant, activiteit/energiek, sensatie zoeken en positieve emoties. Uit onderzoek naar een verkleinde vorm van de Big Five Inventory (BFI-10) blijkt dat warmte ook kan correleren met aangenaamheid. Daar wordt extraversie gemeten met de vragen ‘Ik zie mijzelf als iemand die gereserveerd is’ (omgekeerde score) en ‘Ik zie mijzelf als iemand die extravert en sociaal is’ (Rammstedt & John, 2006). Een vraag waarmee dit in de NEO-PI-R wordt gemeten is bijvoorbeeld “I don’t find it easy to take charge of a situation” (omgekeerde score) (Larsen & Buss, 2010).
In de WaardeMeter komt de dimensie Extraversie overeen met de kleur ‘rood’. Deze kleur staat voor actie, passie, beslissen, daadkracht, resultaat, succes, verantwoordelijkheid en initiatief. Het gaat dan om dingen ondernemen vanuit het hart, omdat iemand ergens in gelooft, de beste wil zijn, resultaat wil behalen of gewoon wil winnen. Aspecten als ambitie, leiding nemen, discussiëren, gelijk hebben en de beste zijn komen daarin naar voren. Mensen die niets met deze kleur hebben staan juist liever niet in de schijnwerpers, zijn geen leider, vinden meedoen belangrijker dan winnen en vinden het prettig om situaties van een afstand te bekijken.
Eigenschappen die bij de rode kleur horen zijn Overtuigingskracht, Prestatiemotivatie, Erkenning en Leiderschap. Deze komen ieder overeen met respectievelijk uitgesproken en dominant, actief en vooruitstrevend, positieve emoties en aanwezig, en assertief en leiding nemend.
Emotionele controle & Dilemmasensitiviteit – Neuroticism/Emotionality
Neuroticisme (Neuroticism) kijkt naar de manier waarop mensen met problemen of stress omgaan. Het wordt gezien als de tegenhanger van emotionele controle (Emotionality). Emotioneel stabiele mensen laten zich niet snel door problemen of stress beïnvloeden en blijven stabiel. Emotioneel instabiele mensen, ofwel hoog scorend op Neuroticisme, zijn daarvoor gevoeliger en hebben sneller stemmingswisselingen. Deze mensen zijn ook sneller geneigd obstakels of problemen te zien (Larsen & Buss, 2010). Neurotische mensen ervaren bezorgdheid, twijfel aan zichzelf en negatieve emoties (Komarraju, Karau, Schmeck & Avdic, 2011). Wat zij veelal graag veranderen is dat zij zich minder zorgen zouden willen maken, hun stress willen verminderen en hun negatieve gevoelens willen verminderen (Reisz, Boudreaux & Ozer, 2013). In de Big Five liggen de onderliggende factoren voor Neuroticisme in spanning, vijandigheid, depressie, zelfbewustzijn, impulsiviteit en kwetsbaarheid. Onder emotionele controle worden onder meer eigenschappen als kalm, relaxed en stabiel verstaan, terwijl Neuroticisme wordt gekenmerkt als humeurig, ongerust en onzeker. Larsen & Buss, 2010). Neuroticisme wordt in de NEO-PI-R gemeten met de schalen bezorgdheid, vijandigheid/ergernis, depressie, zelfbewustzijn/schaamte, impulsiviteit en kwetsbaarheid. In de verkleinde versie van de Big Five Inventory (BFI-10) heeft impulsiviteit echter geen directe correlatie met Neuroticisme, tevens blijken zelfbewustzijn en vijandigheid negatief samen te hangen met respectievelijk extraversie en aangenaamheid. In deze vragenlijst wordt dit gemeten met de vragen ‘Ik zie mijzelf als iemand die relaxed is en goed met stress kan omgaan’ (omgekeerde score) en ‘Ik zie mijzelf als iemand die gemakkelijk nerveus wordt’ (Rammstedt & John, 2006).
In de NEO-PI-R is een voorbeeldvraag voor Neuroticisme “Ik have frequent mood swings” (Larsen & Buss, 2010). Neuroticisme wordt over het algemeen niet direct als wenselijk ervaren, in die zin dat mensen er in hun functioneren meer last dan plezier van ondervinden. Om deze reden worden de bijhorende eigenschappen in de WaardeMeter als uitzonderingen gezien waarvoor een andere score-interpretatie geldt.
Omdat de manier waarop met problemen of stress omgegaan wordt verondersteld dat er een omgang met het ‘probleem’ en een omgang met de bijhorende emoties is, is het domein in de WaardeMeter uitgesplitst naar twee eigenschappen. Zo richt de eigenschap Dilemmasensitiviteit zich op de gevoeligheid voor (het zien van) problemen, en focust Emotionele controle zich op de manier waarop daar emotioneel gezien mee wordt omgegaan. Gezien het een meer over gevoelsbeleving gaat en de ander juist meer om de praktische omgang hiermee zijn zij respectievelijk onder de kleuren groen (gevoel) en blauw (doen) geschaard.
Eigenschappen (constructen)
De hierboven genoemde hoofddimensies zijn zoals gezegd opgesplitst naar veertien sub-dimensies, die elk een specifieke persoonlijkheidseigenschap representeert. Deze vertaalslag is gemaakt aan de hand van de betekenis van de hoofddimensies en hoe deze in diverse literatuur en psychodiagnostische vragenlijsten als de NEO-PI-R en de Big Five Inventory worden omschreven naar sub-kenmerken. Waar per kleur/hoofddimensie al is uitgelegd hoe tot eigenschappen is gekomen, wordt hieronder per eigenschap de betekenis in de WaardeMeter weergegeven. Hierin komt tevens het eerder genoemde kernkwadrant in terug.
Testmateriaal
Het testmateriaal van de WaardeMeter bestaat uit een digitale vragenlijst met 40 vragen die ieder diverse stellingen voorlegt op basis waarvan iemand keuzes moet maken.
Vraagstelling
Ieder die de WaardeMeter maakt, wordt 40 vragen voorgelegd. Iedere vraag wordt op een ipsatieve manier gepresenteerd, wat wil zeggen dat deze bestaat uit vier verschillende stellingen waarvan de geteste moet aangeven welke hij of zij het meest op zichzelf van toepassing vindt en welke hij of zij het minst op zichzelf van toepassing vindt. Dit is gedaan om de betreffende persoon te dwingen om keuzes te maken en inzichtelijk te maken waar deze affiniteit mee heeft en wat deze juist niet/minder belangrijk vindt. De stellingen gaan over wat je wilt, vindt of doet, of wat je wilt of vindt over andere mensen, zodat dit kan worden vertaald naar gedragspatronen. Daarbij staat iedere stelling voor een specifiek gedragskenmerk, zodat voor alle veertien kenmerken in kaart wordt gebracht waar iemand iets mee heeft en waar iemand juist helemaal niets mee heeft.
Referenties
Gosling, S. D., Rentfrow, P. J. & Swann, W. B. Jr. (2003). A very brief measure of the Big-Five personality domains. Journal of Research in Personality, 37, 504-528.
Komarraju, M., Karau, S. J., Schmeck, R. R. & Avdic, A. (2011). The Big Five personality traits, learning styles, and academic achievement. Personality and Individual Differences, 51, 472-477.
Larsen, R. J. & Buss, D. M. (2010). Personality Psychology. Domains of Knowledge About Human Nature. McGraw-Hill: New York, Amerika. Ofman, D. (2007). Hé, ik daar…?! Ontdek en ontwikkel je persoonlijke kernkwaliteiten met het kernkwadrant. Kosmos Uitgevers: Utrecht/Antwerpen.
Rammstedt, B. & John, O. P. (2006). Measuring personality in one minute or less: A 10-item short version of the Big Five Inventory in Englisch and German. Journal of Research in Personality, 41, 203-212.
Reisz, Z., Boudreaux, M. J. & Ozer, D. J. (2013). Personality traits and the prediction of personal goals. Personality and Individual Differences, 55, 699-704.